Nootzakelijk

Kunstige kerst

Geachte internaut,

Gaarne had ik naar aanleiding van de kerst- en eindejaarsperiode een officieel communiqué de wereld in gezonden omtrent kunst en kritiek. Omdat mijn pen zich niet neigt naar omfloerstig taalgebruik en verwante lingüistische vulling en ik ook als mens liever vroeg dan laat tot besluitvorming kom, zeg ik U algauw: waar is de kunstkritiek gebleven?!

Kunst anno 2012 is toegankelijk. Dat was vroeger anders. Slechts een halfeeuw geleden ontvoogde de kunst zich van haar elitair statuut; vandaag kan haast iedereen zijn/haar artistieke eieren broeden. Sommigen vinden die overgang van aristocratische naar populaire kunst maar niks. Helaas voor Sommigen: die visie is bij voorbaat achterhaald omdat die transformatie een onvermijdelijke en logische stap was in een bredere maatschappelijke bevrijdingsgolf na WOII. De kwaliteit van kunst is gedaald, roepen kenners. Ook dat klopt niet. Er bestaan talloze musea, bibliotheken en betaalbare kunstopleidingen. Kunst – architectuur, installaties, performances – heeft zich langzaam maar zeker verwoven met het straatbeeld en de publieke ruimte, en brengen op die manier ideeën en vormen dichter bij de massa. Kunst is kwalitatief helemaal niet gedaald. Zij is op niveau gebleven, als niet gestegen. Alleen: als er ten tijde van 1012 honderd kunstenaars bestonden, zijn dat er vandaag de dag grofweg een duizendtal. Niet alleen omdat er nu meer mensen op deze planeet leven, maar ook omdat kunst gemakkelijker om maken is dan pakweg in de Oudheid (met een degelijk fototoestel geraak je al ver, en iedereen met een laptop is een potentiëel schrijver). Dat maakt natuurlijk wel dat er uit een greep van duizend kunstenaars ook een hele hoop kwakzalvers en arrogantsia te vinden zijn. Met andere woorden: kunst is niet verarmd in kwaliteit, er zijn gewoon meer mensen die kunst beoefenen. En dus is er ook meer middelmatige tot slechte kunst.

Een voorbeeld. Nu het printmedium in crisis verkeert, en uitgeverijen wanhopig hun voortbestaan aanvechten, brengen ze ongeveer alles dat ze te lezen krijgen op de markt. De boekenmarkt is verzadigd. Om toch maar op te vallen worden publicaties aangekondigd als de nieuwe Lolita. Thrillers schreeuwen om ter hardst om aandacht. Een boek dat duizend maal over de toonbank gaat is een bestseller. En daar zit een kink in de kabel. Eén van de gevolgen daarvan is dat de literatuurbijlagen in de Vlaamse kranten tot pulp zijn verworden. Niet dat Vlaanderen een diepgewortelde literaire cultuur kent, maar er huist in ons vlakke land te veel talent om het zomaar links te laten liggen.

Kranten volgen dat adagium erg strikt op. Ze laten geen boek links liggen. Als het op papier gedrukt staat is het goed. Bovendien zijn de banden tussen literatuurcritici en uitgeverijen erg nauw (zie ondermeer het stuk van Tom Naegels in DS). Het is, moet ik zeggen, erg lang geleden dat ik een boek met minder dan drie sterren of het label ‘natuurlijk talent’ zag bekritiseerd. Er zullen er zijn die me beschuldigen een bittere literatuurkritiek te vergoeilijken, van het soort dat werkelijk niets goed genoeg vindt, tenzij het werk van een nobele onbekende die de commercie laat voor wat ze is en met pseudoliteraire zinnen het ‘systeem’ tegengas biedt. Bitter moet de literatuurkritiek niet zijn – integendeel: dat ware een vloek voor critici en lezers –  maar het blijft wel kritiek. Als je het kind dat zes op tien haalt beloont met de nieuwste gameconsole, wat geef je dan aan het kind dat negen op tien haalt? De literatuurkritiek moet waken over de kwaliteit van het geschreven woord, en daarom moeten de krantenbijlagen strenger oordelen. Want als lezer wil ik vooral weten wie boven de anderen uitsteekt. Welk boek ik met de snelheid van de wind moet gaan halen. Welke prachtzinnen ik nog niet heb gelezen. En dat is een onmogelijke doelstelling als iedere roman met vijf sterren wordt bekroond.

Prettige feesten,

B.

Plaats een reactie